We zijn nu al twee werkwoorden tegengekomen die zijn betekenen nl. es en está. Deze zijn vervoegingen van de werkwoorden ser en estar. Gelijk in het begin komen we al een van de lastige problemen van het Spaans tegen: wanneer gebruiken we ser en wanneer estar?
SER
soy Martijn - ik ben Martijn
tú eres vendedora de vinos - jij bent wijnverkoopster
Pablo es católico - Pablo is katholiek
somos españoles - wij zijn Spanjaarden
vosotros sois amigos - jullie zijn vrienden
son documentos importantes - het zijn belangrijke documenten
Ser wordt vooral gebruikt om eigenschappen of (vaststaande) kwaliteiten te omschrijven. Hier horen o.a. bij: kleuren, uiterlijke kenmerken, nationaliteit, beroep, geslacht, karaktereigenschappen, geloofsovertuiging, kwaliteits- en eigenschapomschrijvingen als goed, slecht, groot en klein.
ESTAR
estoy enfermo - ik ben ziek
estás trabajando - jij bent aan het werk
el hotel está en el centro - het hotel is in het centrum
estamos bien - wij voelen ons goed
vosotros estáis en Portugal - jullie zijn in Portugal
las flores están en la mesa - de bloemen staan op tafel
Estar gebruikt men om een toestand of conditie te omschrijven die gewoonlijk een tijdelijk karakter heeft, van voorbijgaande aard is, het resultaat van een handeling is, een gevoel of humeur omschrijft of een momentopname weergeeft.
Daarnaast wordt met estar aangegeven waar iets of iemand zich bevindt, gesitueerd of gelegen is. In het Nederlands worden dan behalve zijn ook staan, zitten, liggen en zich bevinden gebruikt.
Hiermee is bij lange na niet alles gezegd over ser en estar, maar in een latere les wordt meer aandacht besteed aan dit voor nederlandstaligen lastige probleem.
Sunday, October 16, 2005
Subscribe to:
Post Comments (Atom)
No comments:
Post a Comment