Spaanse voorzetsels
Enkelvoudige voorzetsels
a aan, naar, in, op
antes voor, ten overstaan van
bajo onder
con met, bij
contra tegen
de van, uit
desde vanaf, sinds
durante tijdens, gedurende
en in, op, te
entre tussen, onder
hacia naar, tegen, jegens
hasta tot
mediante door middel van
para voor, ten behoeve van, naar, om te
por door, wegens, voor, per
según volgens
sin zonder
sobre op, over
tras achter
Samengestelde voorzetsels
alrededor de rondom, rond, om
antes de vóór
cerca de bij
conforme a overeenkomstig
delante de voor
dentro de in
después de na
detrás de achter
encima de bovenop
gracias a dankzij
junto a naast
referente a wat betreft
respecto a wat betreft
para con jegens
por entre tussen door, langs
en contra de tegen
por debajo de onder door, jegens
por delante de voor langs
por encima de over heen
a causa de wegens
a consecuencia de ten gevolge van
a lo largo de langs
a pesar de ondanks
con motivo de ter gelegenheid van
con respecto a met betrekking tot
en cuanto a wat betreft
en lugar de in plaats van
en medio de te midden van
en ocasión de ter gelegenheid van
en vez de in plaats van
por cambio de in ruil voor
Tuesday, September 27, 2011
Wednesday, October 13, 2010
pero, sino en sino que
"Maar" is een nevenschikkend voegwoord dat wordt gebruikt in een tegenstelling. In het Spaans kunnen "pero" en "sino" de rol van "maar" spelen. "Sino" gebruik je in het geval van een vervangende tegenstelling: de ene mededeling sluit de andere uit, vervangt de andere. "Pero" gebruik je in de andere gevallen.
Het gebruik van het voegwoord "maar" is in het Spaans vrijwel gelijk met het gebruik in het Nederlands, maar je moet kiezen tussen "pero", "sino" en "sino que".
Voorbeelden
Puede estar un pesado, pero es muy simpático. - Hij kan een pestkop zijn, maar hij is heel sympathiek.
El teatro es pequeña, pero hay ambiente. - Het theater is klein, maar het is er gezellig.
No viene en tren, sino en autobús. - Hij komt niet met de trein, maar met de bus.
No viene en tren, sino que viene en autobús. - Hij komt niet met de trein, maar hij komt met de bus.
Lydia no enseña inglés, sino que enseña español. - Lydia geeft geen Engels, maar ze geeft Spaans.
Esa chica es guapa, pero también inteligente. - Dat meisje is knap, maar ook intelligent.
No queremos ir a Barcelona, sino a Madrid. - We willen niet naar Barcelona gaan, maar naar Madrid.
Eenvoudig gezegd: je gebruikt "sino" als de tweede zin de eerste uitsluit. Je herkent zo'n vervangende tegenstelling meestal aan het feit dat de eerste zin een ontkenning bevat.
Pas op! Als sino door een vervoegd werkwoord gevolgd wordt dan moet je "sino que" gebruiken i.p.v. "sino".
Je gebruikt "pero" in de andere gevallen (om te rechtvaardigen, te compenseren, te nuanceren ...)
bron: intercambio-es.com
Het gebruik van het voegwoord "maar" is in het Spaans vrijwel gelijk met het gebruik in het Nederlands, maar je moet kiezen tussen "pero", "sino" en "sino que".
Voorbeelden
Puede estar un pesado, pero es muy simpático. - Hij kan een pestkop zijn, maar hij is heel sympathiek.
El teatro es pequeña, pero hay ambiente. - Het theater is klein, maar het is er gezellig.
No viene en tren, sino en autobús. - Hij komt niet met de trein, maar met de bus.
No viene en tren, sino que viene en autobús. - Hij komt niet met de trein, maar hij komt met de bus.
Lydia no enseña inglés, sino que enseña español. - Lydia geeft geen Engels, maar ze geeft Spaans.
Esa chica es guapa, pero también inteligente. - Dat meisje is knap, maar ook intelligent.
No queremos ir a Barcelona, sino a Madrid. - We willen niet naar Barcelona gaan, maar naar Madrid.
Eenvoudig gezegd: je gebruikt "sino" als de tweede zin de eerste uitsluit. Je herkent zo'n vervangende tegenstelling meestal aan het feit dat de eerste zin een ontkenning bevat.
Pas op! Als sino door een vervoegd werkwoord gevolgd wordt dan moet je "sino que" gebruiken i.p.v. "sino".
Je gebruikt "pero" in de andere gevallen (om te rechtvaardigen, te compenseren, te nuanceren ...)
bron: intercambio-es.com
Thursday, September 30, 2010
Si hubiera enzo
A. si + imperfecto subjunctivo + condicional
Si supiera que vienes más temprano, no vendría demasiado tarde.
Als ik wist dat je vroeger kwam, zou ik niet te laat zijn gekomen.
Si vivieras en Ingleterra, aprenderías Ingles más rápido.
Als je in Engeland leefde, zou je sneller Engels leren.
Si tuviera tiempo, dormiría todos los fines de semanas.
Als ik tijd had, zou ik alle weekenden slapen.
Si no nececitara trabajar, viajaría mucho más.
Als ik niet hoefde te werken, zou ik veel meer reizen.
Si lo pudiera pagar, viviría en un castelo.
Als ik het kon betalen, zou ik in een kasteel leven.
B. si + pluscuamperfecto subjunctivo + condicional compuesto
Si hubiera comprado pan, lo habría comido con el queso manchego.
Als ik brood had gekocht, zou ik het gegeten hebben met kaas.
Si lo hubiera sabido, me habría hablado.
Als ik het had geweten, zou ik gesproken hebben.
Si hubieramos vivido en España, habríamos bebido sangria todos los días.
Als we hadden geleefd in Spanje, zouden we elke dag sangria hebben gedronken.
Si hubiera tenido más tiempo, habría hecho mis frases mejor.
Als ik meer tijd had gehad, zou ik mijn zinnen beter gemaakt hebben.
Si hubiera visitado la opera, habría te invitado a acompañarme
Als ik de opera had bezocht, zou ik je uitgenodigd hebben me te vergezellen.
Si hubieras comido, no habrías tenido hambre.
Als je had gegeten, zou je geen honger gehad hebben.
Si supiera que vienes más temprano, no vendría demasiado tarde.
Als ik wist dat je vroeger kwam, zou ik niet te laat zijn gekomen.
Si vivieras en Ingleterra, aprenderías Ingles más rápido.
Als je in Engeland leefde, zou je sneller Engels leren.
Si tuviera tiempo, dormiría todos los fines de semanas.
Als ik tijd had, zou ik alle weekenden slapen.
Si no nececitara trabajar, viajaría mucho más.
Als ik niet hoefde te werken, zou ik veel meer reizen.
Si lo pudiera pagar, viviría en un castelo.
Als ik het kon betalen, zou ik in een kasteel leven.
B. si + pluscuamperfecto subjunctivo + condicional compuesto
Si hubiera comprado pan, lo habría comido con el queso manchego.
Als ik brood had gekocht, zou ik het gegeten hebben met kaas.
Si lo hubiera sabido, me habría hablado.
Als ik het had geweten, zou ik gesproken hebben.
Si hubieramos vivido en España, habríamos bebido sangria todos los días.
Als we hadden geleefd in Spanje, zouden we elke dag sangria hebben gedronken.
Si hubiera tenido más tiempo, habría hecho mis frases mejor.
Als ik meer tijd had gehad, zou ik mijn zinnen beter gemaakt hebben.
Si hubiera visitado la opera, habría te invitado a acompañarme
Als ik de opera had bezocht, zou ik je uitgenodigd hebben me te vergezellen.
Si hubieras comido, no habrías tenido hambre.
Als je had gegeten, zou je geen honger gehad hebben.
Wednesday, August 04, 2010
los lo los les la os nos se etc
1.¿La profesora explica el ejercicio a sus alumnas?
Sí, ella se lo explica.
2. ¿El camarero os trae la comida a vosotros?
El camarero nos la trae.
3. ¿María hace la comida a su madre?
Sí, ella se la hace.
4. ¿Vuestros padres os compran regalos?
Sí, ellos nos los compran.
5. La abuela cuenta historias a sus nietos.
La abuela se las cuenta.
Sujeto
Yo- Tú - Él/ud - Ella/ud - Nosotros/as - Vosotros/as - Ellos/uds - Ellas/uds
Complemento Directo
Me - Te - Lo (Le ) - La - Nos - Os - Los (Les ) - Las
Complemento Indirecto
Me - Te - Le (se ) - Le (se ) - Nos - Os - Les (se ) - Les (se )
Sí, ella se lo explica.
2. ¿El camarero os trae la comida a vosotros?
El camarero nos la trae.
3. ¿María hace la comida a su madre?
Sí, ella se la hace.
4. ¿Vuestros padres os compran regalos?
Sí, ellos nos los compran.
5. La abuela cuenta historias a sus nietos.
La abuela se las cuenta.
Sujeto
Yo- Tú - Él/ud - Ella/ud - Nosotros/as - Vosotros/as - Ellos/uds - Ellas/uds
Complemento Directo
Me - Te - Lo (Le ) - La - Nos - Os - Los (Les ) - Las
Complemento Indirecto
Me - Te - Le (se ) - Le (se ) - Nos - Os - Les (se ) - Les (se )
Wednesday, July 07, 2010
subjunctivo presente irregular
Verbs which in the present indicative have a special yo form ending in an -o use the stem of that form for all the present subjunctive forms: Verbs with the addition of a -g- in the yo form:
decir say digo: diga, digas, diga, digamos, digáis, digan
hacer do hago: haga, hagas, haga, hagamos, hagáis, hagan
oír hear oigo: oiga, oigas, oiga, oigamos, oigáis, oigan
poner put: pongo: pongas, ponga, ponga, pongamos, pongáis, pongan
salir go out: salgo salga, salgas, salga, salgamos, salgáis, salgan
tener have: tengo tenga, tengas, tenga, tengamos, tengáis, tengan
traer bring: traigo traiga, traigas, traiga, traigamos, traigáis, traigan
valer be worth: valgo valga, valgas, valga, valgamos, valgáis, valgan
venir come: vengo venga, vengas, venga, vengamos, vengáis, vengan
Verbs with the infinitive ending -cer (with -zco in the yo form):
conocer know conozco: conozca, conozcas, conozca, etc.
nacer be born nazco: nazca, nazcas, nazca, etc.
obedecer obey obedezco: obedezca, obedezcas, obedezca, etc.
pertenecer belong pertenezco: pertenezca, pertenezcas, pertenezca, etc.
Special case: ver (original stem was ve-):
ver see veo: vea, veas, vea, veamos, veáis, vean
Verbs whose first person singular form of the present indicative does not end in -o have irregular present subjunctive forms:
dar give doy dé, des, dé, demos, deis, den
estar be estoy esté, estés, esté, estemos, estéis, estén
haber have he haya, hayas, haya, hayamos, hayáis, hayan
saber know sé sepa, sepas, sepa, sepamos, sepáis, sepan
ser be) soy sea, seas, sea, seamos, seáis, sean
decir say digo: diga, digas, diga, digamos, digáis, digan
hacer do hago: haga, hagas, haga, hagamos, hagáis, hagan
oír hear oigo: oiga, oigas, oiga, oigamos, oigáis, oigan
poner put: pongo: pongas, ponga, ponga, pongamos, pongáis, pongan
salir go out: salgo salga, salgas, salga, salgamos, salgáis, salgan
tener have: tengo tenga, tengas, tenga, tengamos, tengáis, tengan
traer bring: traigo traiga, traigas, traiga, traigamos, traigáis, traigan
valer be worth: valgo valga, valgas, valga, valgamos, valgáis, valgan
venir come: vengo venga, vengas, venga, vengamos, vengáis, vengan
Verbs with the infinitive ending -cer (with -zco in the yo form):
conocer know conozco: conozca, conozcas, conozca, etc.
nacer be born nazco: nazca, nazcas, nazca, etc.
obedecer obey obedezco: obedezca, obedezcas, obedezca, etc.
pertenecer belong pertenezco: pertenezca, pertenezcas, pertenezca, etc.
Special case: ver (original stem was ve-):
ver see veo: vea, veas, vea, veamos, veáis, vean
Verbs whose first person singular form of the present indicative does not end in -o have irregular present subjunctive forms:
dar give doy dé, des, dé, demos, deis, den
estar be estoy esté, estés, esté, estemos, estéis, estén
haber have he haya, hayas, haya, hayamos, hayáis, hayan
saber know sé sepa, sepas, sepa, sepamos, sepáis, sepan
ser be) soy sea, seas, sea, seamos, seáis, sean
Cancion con subjunctivo
You tube en navidad
En Navidad - Rosana Arbelo Gopar
Para que todos los días sean Navidad
para que cada deseo se haga realidad
para que el mundo sonría al despertar
para que se abra la puerta y no se cierre más
Para que el cielo se vista de color... en navidad
para que lluevan semillas del amor... en navidad
para que alfombres los campos con tu olor en navidad
para que cantes con más de una canción... eso de
Arre borriquito, arre burro arre
arre borriquito que llegamos tarde
arre borriquito vamos a Belén
que mañana es fiesta y al otro también
Para que llenes de luz la oscuridad... en navidad
para que nunca te canses de volar... en navidad
para que el día te enseñe la verdad... en navidad
para que el viento te silbe al caminar... eso de
Campana sobre campana, y sobre campana una
asómate a la ventana, verás al niño en la cuna
Para que siembres cosechas de ilusión... en navidad
para que todo sea un solo corazón... en navidad
para que el frío se llene de calor... en navidad
para que no me equivoque de canción
Dime niño de quién eres todo vestidito de blanco
dime niño de quién eres todo vestidito de blanco en navidad
Para que todos los días sean navidad
para que nunca te canses de volar
para que el mundo sonría al despertar
para que se abra la puerta y no se cierre más
en navidad, en navidad, en navidad
Navidad, navidad, dulce navidad
la alegría de este día hay que celebrar... en navidad
En Navidad - Rosana Arbelo Gopar
Para que todos los días sean Navidad
para que cada deseo se haga realidad
para que el mundo sonría al despertar
para que se abra la puerta y no se cierre más
Para que el cielo se vista de color... en navidad
para que lluevan semillas del amor... en navidad
para que alfombres los campos con tu olor en navidad
para que cantes con más de una canción... eso de
Arre borriquito, arre burro arre
arre borriquito que llegamos tarde
arre borriquito vamos a Belén
que mañana es fiesta y al otro también
Para que llenes de luz la oscuridad... en navidad
para que nunca te canses de volar... en navidad
para que el día te enseñe la verdad... en navidad
para que el viento te silbe al caminar... eso de
Campana sobre campana, y sobre campana una
asómate a la ventana, verás al niño en la cuna
Para que siembres cosechas de ilusión... en navidad
para que todo sea un solo corazón... en navidad
para que el frío se llene de calor... en navidad
para que no me equivoque de canción
Dime niño de quién eres todo vestidito de blanco
dime niño de quién eres todo vestidito de blanco en navidad
Para que todos los días sean navidad
para que nunca te canses de volar
para que el mundo sonría al despertar
para que se abra la puerta y no se cierre más
en navidad, en navidad, en navidad
Navidad, navidad, dulce navidad
la alegría de este día hay que celebrar... en navidad
Wednesday, May 26, 2010
Bijwoorden
Bijwoord (of: adverbium (meervoud: adverbia)) [Spaans: adverbio]
De bijwoorden in het Spaans zijn van twee types: één soort is de van adjectieven afgeleide klasse bijwoorden op -mente, zoals fácilmente, justamente, violentamente, die afgeleid zijn van de vrouwelijke adjectivale enkelvoudsvormen fácil, justa, violenta.
De andere bijwoorden zijn niet op -mente eindigende woorden als hoy, ayer, mañana, ahora, nunca, siempre, ya, no, aquí, allí, muy, nada, poco, algo. De laatste drie woorden: nada, poco, algo, zijn bijwoorden als ze met een adjectief verbonden zijn als in: nada contento, poco satisfecho, algo sospechoso; daarnaast komen ze ook voor als substantieven als in: nada ha ocurrido, poco ha pasado, algo me falta.
De bijwoorden in het Spaans zijn van twee types: één soort is de van adjectieven afgeleide klasse bijwoorden op -mente, zoals fácilmente, justamente, violentamente, die afgeleid zijn van de vrouwelijke adjectivale enkelvoudsvormen fácil, justa, violenta.
De andere bijwoorden zijn niet op -mente eindigende woorden als hoy, ayer, mañana, ahora, nunca, siempre, ya, no, aquí, allí, muy, nada, poco, algo. De laatste drie woorden: nada, poco, algo, zijn bijwoorden als ze met een adjectief verbonden zijn als in: nada contento, poco satisfecho, algo sospechoso; daarnaast komen ze ook voor als substantieven als in: nada ha ocurrido, poco ha pasado, algo me falta.
Wednesday, May 05, 2010
La liebre y la tortuga
Todos los animales estaban (estar,imperfecto) reunidos a lo largo del camino que orillaba (orillar,imperfecto) el bosque. Porque era (ser,imperfecto) el día de la gran carrera entre la liebre y la tortuga. La ágil liebre se había burlado (burlar,pluscuamperfecto) de la lenta y pesada tortuga y la había desafiado (desafiar, pluscuamperfecto) a una carrera. Nadie tenía (tener,imperfecto) dudas acerca de quién iba (ir, imperfecto) a ganar, pero todos pensaban (pensar,imperfecto) que resultaría (resultar, condicional) divertido observar (infinitief) el paso de ambos competidores.
Alle dieren waren samen gekomen aan de rand van het bos. Want het was de dag van de grote race tussen de haas en de schildpad. De snelle haas had de langzame zware haas uitgelachen en uitgedaagd tot een wedstrijd. Niemand had twijfels omtrent wie er zou gaan winnen maar allen dachten dat het leuk zou worden om te kijken naar het passeren van de beide rivalen.
Junto al puente que cruzaba (imperfecto) el arroyo, la liebre y la tortuga se dieron (dar, indefinido) la pata y partieron (partir,indefinido), tan pronto como el negro cuervo, que era (ser,imperfecto) el árbitro, lanzó (lanzar,indefinido) un agudo graznido, como señal. La tortuga avanzó (avanzar,indefinido) trabajosamente, tambaleándose sobre sus cuatro regordetas patas. La liebre saltaba (saltar,imperfecto) con excitación a su alrededor, deteniéndose (detenerse, gerundio) cada pocos metros para husmear y mordisquear los tiernos brotes que crecían (crecer,imperfecto) junto al camino.
Naast elkaar op het punt waar de rivier kruiste, gaven de haas en de schildpad elkaar de poot en vertrokken, op het moment dat (zo vroeg als) de zwarte raaf, die de scheidsrechter was, een scherpe schreeuw gaf (lanceerde) als signaal. De schildpad begon moeizaam en wankelend op zijn vier dikke poten. De haas sprong op met enthousiasme voor zijn omgeving, elke paar meter stoppend om te snuiven en knabbelen aan verse spruiten die langs de weg groeiden.
Finalmente, para mostrar su despreocupación y el desprecio que le inspiraba (inspirar,imperfecto) su adversario, la liebre se tendió (tender,indefinido) a descansar sobre un lecho de tréboles. La tortuga, entre tanto, seguía (seguir,indefinido) avanzando trabajosamente, centímetro tras centímetro.
Tenslotte ging de haas liggen rusten onder een struik om zijn desinteresse en misprijzen voor zijn tegenstander te tonen. De schildpad vervolgde zijn weg moeizaam, centimeter voor centimeter.
-¡La carrera ha empezado! -advirtió (advertir,indefinido) la cabra, desde un lado del camino.
De race is begonnen!, riep de geit, vanaf de kant van de weg.
Pero la liebre respondió (responder,indefinido) con impaciencia:
Maar de haas antwoordde ongeduldig:
-¡Ya lo sé, ya lo sé! Pero la tortuga no podrá (poder,futuro) llegar antes del mediodía al gran olmo que está (estar,presente) en el otro extremo del bosque.
Ik weet het, ik weet het, maar de schildpad zal niet eerder dan halverwege de dag kunnen aankomen bij de grote olm aan de andere kant van het bos.
En esta confianza, se instaló (instalarse,indefenido) a sus anchas y se quedó (quedarse,indefenido) profundamente dormida.
In dit vertrouwen installeerde hij zich comfortabel en bleef diep slapen.
Mientras la tortuga avanzaba (avanzar,imperfecto) con lentitud, los mirones se sintieron (sentir,indefenido) cada vez más excitados, ya que la liebre dormía (dormir,imperfecto) aún. Cada uno de sus diminutos pasos acercaba (acercar,imperfecto) más a la tortuga al olmo, que era la meta señalada. Avanzaba (avanzar, imperfecto)lenta y pesadamente, mientras todos los pescuezos se tendían (tender,imperfecto) para observar a la liebre ... , que dormía (dormir,imperfecto) confiadamente su siesta, encogida como una pequeña bola parda.
Terwijl de schildpad langzaam voortging, werden de toeschouwers steeds meer opgewonden, vooral omdat de haas nog sliep. Elke minuut die passeerde kwam de schildpad dichter bij de olm, waar de finish was. Hij vorderde traag en zwaar, terwijl iedereen zijn nek strekte om de haas te zien, die nog siesta hield en opgerold als een klein bruin bolletje lag te slapen.
Después de un lapso que pareció (parecer, indefinido) interminable, la tortuga estiró (estirar,indefinido) su largo pescuezo y escudriñó (escudrinar, indefinido) el camino que tenía (tener,imperfecto) delante. Allí, a pocos pasos de distancia, se veía (ver,imperfecto) la imponente mole del gran olmo al que debía (deber,imperfecto) llegar. La tortuga estaba (estar,imperfecto) exhausta por haber llegado tan lejos a su máxima velocidad, pero cobró (cobrar,indefinido) fuerzas para una arremetida final.
Na een bocht die eindeloos leek, strekte de schildpad zijn lange nek en zag de weg die nog voor zich lag. Daar, op een paar passen afstand, zag hij de imposante massa van de grote olm waar hij moest aankomen. De schildpad was uitgeput omdat hij op maximale snelheid de volle afstand had afgelegd, maar vond kracht voor een laatste aanval.
¡Y en ese preciso instante, la liebre despertó (despertar,indefinido)! Al ver que la tortuga estaba (estar,imperfecto) casi junto al punto de llegada, se levantó (levantarse,indefinido) de un salto y echó (echar,indefinido) a correr por el camino, a grandes brincos. Apenas parecía (parecer,imperfecto) una franja parda.
En precies op dat moment ontwaakte de haas. Kijkend hoe de schildpad bijna bij de finish was sprong hij op en begon te rennen over de weg met grote passen. Het leek net een bruine streep.
¡Los pájaros empezaron (empezar,indefinido) a chillar! El gran león abrió (abrir,indefinido) sus quijadas y bramó (bramar,indefinido). Los demás espectadores gritaban (gritar,indefinido), bailoteaban (bailotear,indefinido) y saltaban (saltar,indefinido) frenéticamente de aquí para allá. Nunca habían imaginado (imaginar,pluscuamperfecto) que la carrera pudiera llegar a tal estado. Con sonoro clamoreo, incitaron (incitar,indefinido) a la lenta tortuga a avanzar, porque sólo le faltaba (faltar,imperfecto) medio metro, poco más o menos, y la liebre se acercaba (acercar,imperfecto)a toda velocidad. ¡Cuando faltaban (faltar, indefinido) cinco centímetros, la pobre tortuga tenía (tener, imperfecto) a la liebre casi a su lado!
De vogels begonnen te kwetteren! De grote leeuw opende zijn kaken en brulde. De overige toeschouwers schreeuwden, dansten en sprongen opgewonden heen en weer. Niemand had gedacht dat de race op deze manier zou eindigen. Ze moedigden de schildpad schreeuwend aan omdat hij nog een halve meter moest, min of meer, en de haas kwam eraan op volle snelheid. Toen nog 5 cm resteerde had de arme schildpad de haas bijna naast zich.
De vogels begonnen te kwetteren! De grote leeuw opende zijn kaken en brulde. De overige toeschouwers schreeuwden, dansten en sprongen opgewonden heen en weer. Niemand had gedacht dat de race op deze manier zou eindigen. Ze moedigden de schildpad schreeuwend aan omdat hij nog een halve meter moest, min of meer, en de haas kwam eraan op volle snelheid. Toen nog 5 cm resteerde had de arme schildpad de haas bijna naast zich.
Pero lo mismo hubiera sido si su veloz competidor hubiese estado a un kilómetro de allí. Con una gran embestida, la tortuga estiró (estirar, indefinido) el largo pescuezo y tocó (tocar, indefinido) la corteza del olmo un momento justo antes de que la liebre, jadeante, la alcanzara.
Maar hetzelfde was gebeurd als zijn snelle tegenstander nog een kilometer verder weg was geweest. Met grote haast rekte de schildpad zijn lange nek en raakte de olm net een moment eerder aan dan de haas hem hijgend bereikte.
¡Había ganado (ganar,pluscuamperfecto) la carrera!
Hij had de race gewonnen!
Los espectadores aplaudieron (aplaudir,indefinido) con entusiasmo. Y palmearon (palmear, indefinido) a la tortuga en su ancha y lisa concha.
De toeschouwers applaudisseerden enthousiast. En klopten de schildpad op zijn brede platte schild.
Esa liebre siempre estuvo (estar, indefinido) demasiado segura de sí misma -dijo (decir, indefinido) el búho al águila-. Desde ahora, tendrá (futuro)que comprender que no siempre es el más veloz quien gana la carrera.
Deze haas was altijd te zeker van zichzelf, zei de uil tegen de adelaar. Vanaf nu zal hij moeten begrijpen dat het niet altijd de snelste is die de race wint.
Subscribe to:
Posts (Atom)